David van de Kop aan de Rotterdamse Westblaak.
In de jaren zeventig brak David van de Kop, evenals zijn vroegere leermeester Carel Visser tien jaar daarvoor, met zijn eerdere, geometrisch ogende werk en experimenteerde hij in toenemende mate met klei, waarvan hij grote beeldhouwwerken maakte en die deels glazuurde in heldere kleuren. De grote plasticiteit van klei gaf hem de mogelijkheid speelser, intuïtiever en organischer vorm te geven. Deze werken zijn meestal opgebouwd uit meerdere delen, die na het bakken aaneengevoegd werden tot het grotere geheel.